Vroeger was het leven zo simpel. Je hoefde niet eindeloos op zoek naar die ene perfecte kindernaam, je vernoemde je kinderen gewoon in een vaste volgorde naar familieleden. Deed je dat niet, dan kon je ruzie krijgen. Maar hoe werkten die oude vernoemingsregels precies? En hoe zouden jóuw kinderen heten als je je er keurig aan zou houden?
Vernoemingsrijtje
Die vaste volgorde zag er in de meeste regio’s zo uit: eerst werden de vier grootouders van de kinderen vernoemd, dan de ooms en tantes. Als bij een heel kinderrijk gezin de familieleden op waren, vernoemden ouders zichzelf of werkten ze het vernoemingsrijtje gewoon opnieuw af, met als gevolg dat meerdere kinderen dezelfde naam kregen.
Opa en oma
De eerste jongen werd vernoemd naar zijn opa van vaderskant. Het eerste meisje kreeg in bepaalde delen van Nederland de naam van haar oma van moederskant, maar in andere ging ook bij een meisje de vaderskant voor.
De volgende kinderen kregen de namen van de overgebleven grootouders. De twee families waren om en om aan de beurt, dus als het tweede kind was vernoemd naar de moederskant dan was de vaderskant aan de beurt.
Het kwam natuurlijk niet altijd uit met de geslachten uit. Dan werd de naam gewoon omgebouwd: opa Piet kreeg een kleindochter Pietje of oma Elisabeth een kleinzoon Elisabertus.
En als bijvoorbeeld de beide opa’s dezelfde naam hadden, dan was het in sommige streken heel gewoon dat je de twee zonen ook zo noemde. Anders was een van de opa’s beledigd. De roepnamen werden dan wel anders.
Ooms en tantes
In sommige regio’s, zoals Gelderland, vernoemden ouders hun vijfde en zesde kind naar zichzelf, maar meestal waren de ooms en tantes van de kinderen aan de beurt. In streken waar de vaderskant altijd voor ging werden eerst de broers en zussen van de vader vernoemd, in de rest van het land eerst die van de moeder.
Er bestond hier wel meer vrijheid dan bij het vernoemen van de grootouders. Je kon best een vervelend familielid overslaan of een ander juist voortrekken, in de hoop dat het naamgenootje in het testament niet zou worden vergeten. Want vernoemen schiep verplichtingen. Je werd geacht extra op je naamgenootjes te letten. Sommige grootouders trokken hun naamgenoten zelfs schaamteloos voor op hun andere kleinkinderen.
Dood gaat voor levend
Er bestond één belangrijke uitzondering op de vaste volgorde van vernoemen: dood gaat voor levend. Overleden familieleden werden eerst vernoemd, ook als de andere kant van de familie eigenlijk recht had op een naamgenoot.
Twee minder vaak voorkomende uitzonderingen hadden ook met de dood te maken. Overleed een vader voor de geboorte van zijn kind, dan werd het naar hem vernoemd. Hetzelfde gebeurde met een moeder die in het kraambed stierf. En hertrouwde een weduwnaar, dan was het heel gewoon dat hij het eerste kind bij zijn nieuwe vrouw vernoemde naar zijn overleden eerste echtgenote.
Hoe zouden jouw kinderen heten?
Het is leuk te bedenken hoe je eigen kinderen zouden heten als je ze volgens de oude regels zou vernoemen.
Meer lezen:
Meer, Maarten van der. Wie noemt zijn kind nou Chardonnay? Waarom we weten zoals we heten? (Podium, 2014)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten