woensdag 2 februari 2011

Ongelukje, invaliditeitspensioen, en dan?

In november 1989 staat het volgende artikel in Aanéén, het orgaan van de AbvaKabo.
Uilke Tuinstra krijgt een ongelukje tijdens een voetbalwedstrijd. Een speler staat gebukt op het veld. Uilke loopt achteruit, valt over de speler, en komt ongelukkig op het veld terecht. Een klein ongelukje met grote gevolgen. Voor hem, maar ook voor zijn gezin.

__

Hieronder volgt het interview:


Een ongeluk zit in een klein hoekje, maar kan grote gevolgen hebben. Wat betekent het als het ongelukje leidt tot gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid? Procedures, keuring, een ander leven, een zeer geringe kans op aangepast werk en een uitkering: invaliditeitspensioen, de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor ambtenaren in het ABP.

“Het is een recht om een financieel onafhankelijk leven te kunnen leiden als je wilt werken, maar het kan en mag niet omdat je een handicap hebt.” Uilke Tuinstra krijgt een invaliditeitspensioen. Al zestien jaar. Tweeëndertig was hij toen hij voor honderd procent werd afgekeurd wegens een zenuwaandoening na een ongeluk.
“Je kunt er van leven, afhankelijk natuurlijk van wat je hebt verdiend. Want de uitkering wordt gebaseerd op het salaris dat je hebt verdiend één jaar voor je arbeidsongeschiktheid. Maar het wordt nooit hoger. De regering heeft er wel voor gezorgd dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering lager is geworden.”

In 1985 heeft het tweede kabinet Lubbers het maximale uitkeringspercentage voor de Wet Arbeidsongeschiktheid (WAO) verlaagd van 80 naar 70 procent van het laatstverdiende salaris bij honderd procent arbeidsongeschiktheid.
Het invaliditeitspensioen wordt berekend naar de mate van invaliditeit (de invaliditeitsgraad). Om dat vast te stellen is een keuring nodig. Die kan zowel de werkgever als de werknemer aanvragen. Het is mogelijk dat na de keuring wordt vastgesteld dat betrokkene gedeeltelijk nog in staat is werk te verrichten. Dan wordt ook het uitkeringspercentage aangepast (lager) aan de invaliditeitsgraad. Werknemers zijn wettelijk verplicht aan de keuring mee te werken. Het is wel mogelijk om een herkeuring aan te vragen.

Keuring
De keuringen zijn doorslaggevend bij het bepalen van het uitkeringspercentage voor het invaliditeitspensioen. “De ervaringen met keuringen zijn nogal wisselend,” zegt Uilke Tuinstra. “Aan de ene kant worden mensen nogal gemakkelijk arbeidsongeschikt verklaard. Aan de andere kant hebben verschillende mensen ook heel vreemde ervaringen met de manier waarop door sommige artsen gekeurd wordt.” Uilke Tuinstra werd nogal bot behandeld toen hij gekeurd moest worden. “Die keuringsarts deed alsof ik de zaak zat te bedonderen. Hij was nota bene orthopeed, een bottendokter, terwijl ik een zenuwaandoening heb. Er is bezwaar aangetekend tegen die keuring. De procedure is toen verder behandeld door mijn neuroloog. Dat is wel a zestien jaar geleden. Nu zijn de keuringen bij het abp beter.”

Snel
Zoveel moeite mensen kunnen hebben om afgekeurd te worden wegens arbeidsongeschiktheid, zo gemakkelijk kunnen andere werknemers afgekeurd worden als ‘het net zo uitkomt’. Vooral ingeval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid gaat het herplaatsingsbeleid mank. “Dan is men nogal eens snel met afkeuren” weet Uilke Tuinstra. Hij zit namens de FNV in de adviescommissie van het Gewestelijk Arbeidsbureau Sneek. Het GAB biedt hulp aan werkzoekenden. “Maar men weet niet wat men met gedeeltelijk arbeidsongeschikten aan moet. De werkloosheid is zo hoog, mensen met een handicap komen bijna niet aan werk. Om die reden komen ze ook nauwelijks voor scholing in aanmerking.”

Beperkt
De mogelijkheden voor gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaarde mensen om aangepast werk te vinden zijn ook uiterst beperkt. De overheid heeft een paar jaar geleden vol goede moed wettelijk vastgesteld dat de overheid en bedrijfsleven per 1 juli 1989 gemiddeld 5% minder valide werknemers in dienst zou moeten hebben. Dat percentage haalt men bij lange na niet. “Er zijn ook geen sancties,” reageert Uilke Tuinstra. “Werkgevers moeten gedwongen worden aan die 5 procent norm te voldoen, anders gebeurt het niet. Het enige wat je nu kunt doen is een ontslagaanvraag tegenhouden van iemand die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is verklaard. Als lid van de GAB-commissie is mij dat een paar keer gelukt op basis van procedurefouten.”
De arbeidsongeschiktheidswet wordt niet zelden gebruikt om mensen weg te bezuinigen. “Werkgevers, ook bij de overheid, oefenen zelfs druk uit om je maar af te laten keuren,” zegt Uilke Tuinstra. “Ik ken het geval van iemand die negen maanden na een hartinfarct van zijn arts weer voor 50 procent mag gaan werken. Hij was chef-kok in een bejaardencentrum. Die zeiden: ‘Je kunt over tien jaar met de VUT, wat zou je je nu nog druk gaan maken’. De man wilde gewoon werken. We zijn naar die werkgever gegaan en ze moesten hem uiteindelijk voor 60 procent in dienst houden.”

Actief kaderlid
Uilke Tuinstra is actief kaderlid in de AbvaKabo-groep Uitkeringsgerechtigden. Volgens hem is een van de belangrijkste doelstellingen voor verbetering van de positie van invaliditeitsgepensioneerden het uitkeringspercentage weer naar tachtig procent te brengen. Daarvoor kan de bond zich inzetten. “De bondsgelederen moeten meer doordrongen worden van het belang van rechtvaardige uitkeringen,” vindt Uilke Tuinstra. “In de bondsraad leeft het onderwerp nog te weinig. De vakbond is altijd een bond voor werkenden geweest. We moeten iets in die cultuur veranderen. We gaan de regionale groepen voor uitkeringsgerechtigden opzetten. Vergaderingen worden nu al goed bezocht. De mensen voelen zich tekort gedaan en krijgen gelegenheid hun onvrede kenbaar te maken.” Veel verwacht Uilke Tuinstra van de instelling van een eigen landelijk groepsbestuur (LGB) Uitkeringsgerechtigden. “Het LGB is gerechtigd om eisen neer te leggen, die de AbvaKabo-onderhandelaars in het overleg kunnen inbrengen. Dat geeft ons de mogelijkheid echt iets te bereiken.”
(Aanéén 27 november 1989)

Steven Tuinstra - verkeersborden

In de 'Kampioen', het stamblad van de ANWB, staat in september 1989 het volgende interview met Steven Tuinstra. Hij is een van de ontwerpers van de nieuwe verkeersborden die in maart 1990 werden ingevoerd in Nederland.





Nieuwe verkeersborden: onzijdigheid geboden



Onze verkeersborden zijn hopeloos verouderd. Er staan afbeeldingen op die volledig uit de tijd zijn. Zoals aftandse auto’s en fietsen uit het jaar nul. Het bord dat een voetpad aangeeft – opa met zijn jengelende kleindochter – is de grootste steen des aanstoots. Maar dat gaat allemaal veranderen. In maart 1990 komen er namelijk nieuwe verkeersregels. Ook de verkeersborden komen er anders uit te zien. Steven Tuinstra is één van de ontwerpers. Hij vertelt wat er verandert en wat blijft.

Met behulp van de computer hebben we 120 borden ontworpen. Daarbij waren we natuurlijk wel gebonden aan afmetingen en kleuren. We hebben bij het ontwerpen ook alvast rekening gehouden met internationale afspraken. Dat was soms best vervelend. Het waarschuwingsbord voor een spoorwegovergang konden we daardoor bijvoorbeeld niet moderniseren. Die ouderwetse stoomlocomotief blijft dus. Men is bang dat een moderne trein voor een tram wordt aangezien. Ook het nieuwe bord Woonerf is conform internationale afspraken. Jammer, want daar had ik graag iets anders van gemaakt.


Om discussies over emancipatie te voorkomen, hebben we alle mensfiguren onzijdig gemaakt. Op het bord Voetpad is geen mannelijke kinderlokker of jengelend meisje meer te zien. Het waarschuwingsbord Overstekende kinderen is ook een mooi voorbeeld. Het kleine meisje met de vlechtjes en de veel grotere jongen met de schooltas zijn nu onzijdige figuurtjes geworden. En de schooltas is verdwenen. De voertuigen op de andere borden hebben allemaal een face-lift ondergaan. Sommige zijn nòg symbolischer geworden. Zo heeft de fiets geen pedalen meer. Toch is die nieuwe fiets van grote afstand beter herkenbaar dan op het oude bord. De toon van de meeste nieuwe borden is anders, vriendelijker. Veel verbodsborden worden gebodsborden. Dat was wel nodig ook. Het oude bord Verboden links af te slaan heeft bijvoorbeeld nooit gedeugd. Het bord heeft een rode rand en dat betekent , dat het een verbod aangeeft. Maar er staat ook nog een schuine streep op en die geeft ook aan dat iets niet mag. Een dubbele ontkenning dus. Daarvoor in de plaats komt nu een blauw gebodsbord dat aangeeft dat men rechtdoor en rechtsaf mag gaan. Het bord verbiedt dus niets maar geeft aan wat we mag.


Enkele kleuren veranderen en oranje verdwijnt zelfs van de borden. Oranje vervaagt namelijk in de loop der jaren. Het nieuwe waarschuwingsbord voor vervoer van gevaarlijke stoffen wordt bijvoorbeeld rood en de borden die een voorrangsweg aangeven, worden geel. We zijn met de nieuwe ontwerpen in elk geval weer een stapje op weg naar een grotere uniformiteit.

Tot besluit herinnert Tuinstra zich nog een aardig detail: ‘De pijlen op de nieuwe verkeersborden zijn overgenomen van de ANWB-wegwijzers. Dat moet het beeld op de weg een stuk rustiger maken, althans voor wat de borden betreft.’
(Adriaan Huigen, Kampioen september 1989)

Cornelis Tuinstra

In het najaar van 1897 werd in opdracht van de voogden van het Old Burger Weeshuis te Sneek op een stuk grond tussen de Franekervaart en de Bolswarderweg begonnen met de aanleg van een Volkspark.

Het ontwerp voor het park was van de tuinarchitect Gerrit Lambertus Vlaskamp, die een duidelijke keuze maakte voor de Engelse landschapsstijl. Het ontwerp is de loop van de ruim honderd jaren dat het park bestaat, nauwelijks veranderd. Dit was aanleiding voor de minister om het in 1999 aan te wijzen als rijksmonument.

In 1898 werd het park officieel geopend. Ter gelegenheid van de inhuldiging op 31 augustus 1898 van Koningin Wilhelmina werd het naar haar genoemd.

Bij de feestelijke openingsplechtigheid werd een speciale Wilhelminalinde geplant. Naast de linde werd een gedenksteen geplaatst, die nog steeds in het park aanwezig is.

In aanwezigheid van 1700 schoolkinderen en de wezen van het Old Burger Weeshuis werd door de vierjarige Cornelis Tuinstra een oorkonde in een loden koker in de steen gelegd.
De kleine Kees Tuinstra viel deze eer te beurt omdat hij de jongste wees van het Old Burger Weeshuis was.


__

Niet elke wees kwam in een weeshuis en zeker niet elke wees kwam in het Burgerweeshuis terecht. De weeshuizen zaten over het algemeen vol en de verzorging van de wezen was sober zo niet karig, maar toch was de plaatsing in een weeshuis in veel gevallen de enige optie.
Het Burgerweeshuis was alleen voor Nederlands-Hervormde wezen bestemd. Daar zat in zekere zin een elite. Vaak brachten de kinderen wat geld mee. En stierf een Burgerwees te zijner tijd kinderloos, dan erfde het Weeshuis. Het Burgerweeshuis bezat huizen, landerijen, boerderijen. Het Burgerweeshui was rijk. Maar de wezen werden niet met luxe omringd. Het mocht dan wel een elite zijn, de meeste kinderen waren van eenvoudige komaf.
Bij vertrek uit het weeshuis werd afgerekend. Het beheer van de gelden werd aan de vetrekkende wees overgedragen en hij/zij kreeg een uitzet mee van linnengoed en bovengoed, een pet, een hoed en schoenen, ter waarde van vijftig gulden. Dat was een mooi bedrag, waar een arbeider twee maanden voor moest werken. De meisjes werden opgeleid tot dienstbode of iets dergelijks. De jongens kregen een vakopleiding.

__

Cornelis Tuinstra werd geboren op 22-11-1893 in Sneek als zoon van Simen Tuinstra en Anna de Koe. Hij heeft nog in de gemeente Wormer gewoond. Daarna ontbreekt elk spoor.