zondag 23 juni 2013

De militaire loopbaan van Willem Tuinstra in Oost-Indië

Als Willem met de SS Utrecht naar Batavia vertrekt is de Atjeh-oorlog in volle gang. Atjeh is een onafhankelijk sultanaat in het noorden van Sumatra. Nadat Nederland van Groot-Brittannië de vrije hand heeft gekregen om op heel Sumatra op te treden (het Sumatra-traktaat) word besloten om de zeerovers te straffen die vanuit Atjeh opereren. Op 26 maart 1873 word Atjeh de oorlog verklaart en generaal-majoor Köhler voert een militaire expeditie uit.
Die actie loopt uit op een ramp. De Atjehers blijken zeer goed bewapend en getraind. Op 14 april word Köhler gedood en word de expeditie afgebroken. Maar in deze imperialistische tijd, waarin ieder westers land zoveel mogelijk koloniën probeert te verkrijgen, is er wel haast geboden. De sultan van Atjeh heeft namelijk ook contact met de Italianen en Amerikanen. Tijdens de tweede expeditie, onder generaal Van Swieten, word de kraton (het vorstenverblijf) van de sultan veroverd. Van Swieten verklaart zich hiermee de winnaar van het conflict, maar dat is te vroeg gejuicht. Het zal tot 1914 duren voordat er enige rust op Atjeh ontstaat, de Atjehers beweren zelf dat zij zich nooit hebben overgegeven.

Na een zeetocht van bijna drie maanden wordt Willem op 8 april 1888 gedebarkeerd te Batavia en geplaatst bij 6e bataljon Infanterie. Op 16 oktober 1888 wordt hij overgeplaatst bij het 2e bataljon infanterie. Bijna twee jaar later, op 26 juni 1890 wordt hij overgeplaatst bij het 8e bataljon infanterie.
Tot november 1890 moet hij zorgen voor de dekking van een onderzoek naar tinerts houdende gronden op Zuid-Flores. Bij deze expeditie vallen er vele doden en gewonden aan beide zijden.

Het eiland Flores behoort tot die streken, die worden gerekend tot de Nederlandse bezittingen, hoewel zij slechts indirect, en dan nog slechts ten dele, aan het Nederlandse gezag zijn onderworpen. Met drie inlandse vorsten worden door het Nederlands-Indische gezag tractaten gesloten, waarin onder andere de voorwaarden staan tot opsporing en exploitatie van ertsen en mijnen. Het middelste gedeelte van het eiland Flores maakt geen deel uit van een deze vorstendommen en is tot dan toe geheel onafhankelijk. Dit gebied wordt bewoond door de Roccas. Met het Nederlandse gezag zijn de Roccas nooit in aanraking geweest en dit zal waarschijnlijk ook nooit gebeurd zijn als enkele particulieren niet met het gerucht komen dat er tinerts in het Rocca-gebied is.
Vreemd genoeg laat de Nederlands-Indische regering eind 1889 het onderzoek naar de juistheid van dit bericht niet over aan deze particulieren maar besluit zij zelf naar tin te gaan zoeken. De ingenieur Van Schelle wordt met een escorte van gewapende politiedienaren naar het Rocca-gebied gezonden om het onderzoek in te stellen. Dit gebeurt zonder enig overleg met de Roccas. De bevolking toont zich aanvankelijk niet vijandig. Toch wordt een paar dagen na zijn aankomst de ingenieur door een gewapende troep aangevallen. Gelukkig zijn er maar een paar lichtgewonden.
Het geschonden prestige eist wraak: een militaire expeditie word uitgezonden. Aanvankelijk land er slechts één compagnie op Flores maar reserves worden gereed gehouden op Timor en Makassar.
Al zeer spoedig moeten ook die reserves te hulp komen. Het bergachtig terrein, door de Roccas bewoond, blijkt voor onze troepen moeilijk toegankelijk. De Roccas blijken dappere strijders. Er komen nog meer troepen. Een geheel bataljon en artillerie moeten van Java komen. Vooral het granaatvuur van de artillerie maakt indruk. De Roccas geven zich over. Hiermee is het nog niet over.
Militaire colonnes, waaraan de naam tin-patrouilles word gegeven trekken dieper het land in. De vijandelijkheden steken weer de kop op. Er wordt weer gevochten en dorpen worden afgebrand. Er wordt veel gemoord en geplunderd door Timorese koppensnellers die in dienst zijn van de Nederlands-Indische regering. Ook aan Nederlandse zijde vallen er doden en gewonden. En dit alles om een gerucht op de aanwezigheid van tinerts. Een gerucht dat nooit bewezen is.

Op 16 april 1891 wordt Willem overgeplaatst naar het Afrikaans Rekruten Korps.
Tussen 1831 en 1872 werft het Nederlands-Indische leger ruim 3.000 soldaten op de West-Afrikaanse Goudkust, het tegenwoordige Ghana. De Afrikaanse soldaten worden beschouwd als deel van het Europese contingent van het leger. Zij gelden als dapper en onvermoeibaar, maar ook als driftig, opvliegend en zeer brutaal. Enerzijds voelen zij zich verheven boven de inlandse bevolking, anderzijds voelen zij een zekere verwantschap.

Op 13 juli 1891 wordt Willem scherpschutter. Op 26 februari 1892 wordt hij teruggesteld tot gewoon schutter. Een maand eerder, op 27 januari 1892 wordt hij overgeplaatst naar het 14e bataljon infanterie. Vlak daarna, op 23 februari 1892 naar het Garnizoensbataljon van Atjeh en onderhorigheden. Hier verricht hij allerlei krijgsverrichtingen.

Op 14 april 1893 wordt hij overgeplaatst bij het 4e depot bataljon. Hier ondergaan soldaten een verdere training voordat zij geplaatst worden bij een ander onderdeel. Drie maanden later, op 25 juli 1893, naar het 17e bataljon infanterie.

Op 27 juli 1893 wordt aan Willem de bronzen medaille zonder gratificatie (Medaille voor Moed en Trouw dapperheidsmedaille) toegekend.



Op 7 april 1894 is hij ter pasportering in Nederland overgegaan bij het substitenten kader in Padang. ELf dagen later, op 18 april 1894, wordt het paspoort naar Nederland toegestaan. Tevens wordt een certificaat van goed gedrag uitgereikt.

Op 19 mei 1894 vertrekt Willem met het stoomschip Burgemeester den Tex richting Nederland.


Op 23 juni 1894 monstert hij af in Amsterdam.

Een half jaar later, op 8 januari 1895, wordt Willem vrijwillig geëngageerd als sergeant voor 6 jaren bij het leger, zowel in als buiten Europa met f 300,- premie, waarvan f 50,- is uitbetaald en f 250,- in 's Rijks postspaarbank ingelegd.

Op 12 december 1895 ontvangt hij bij Koninklijk Besluit d.d. 12-12-1893, no. 11 wegens lichaamsgebreken, niet ontstaan in- en door de dienst, toegekend een voortdurend gagement ad f. 286,- 's jaars
Op 25 december 1895 wordt hij in het genot van gagement gesteld.